De Veeartsenijschool, die in 1832 in Brussel werd opgericht, werd in 1836 door de staat verplaatst naar Anderlecht, naar een voormalige verffabriek in de buurt van wat nu het Luchtvaartsquare is. De overstromingen van de Zenne, die langs de site loopt, en de vooruitgang in de laboratoriumwetenschappen maakten de site verouderd.
In 1909 verhuisde de Veeartsenijschool naar het gloednieuwe domein, waarheen deze wandeling u voert. Er werden 19 paviljoenen met gediversifieerde functies opgetrokken in een groot park van 4 hectaren. Om de stabiliteit van de gebouwen op deze drassige grond te waarborgen, werden de tuinen en binnenplaatsen opgevuld tot een diepte van meer dan 4,5 meter.
De gebouwen zijn opgetrokken op indrukwekkende kelders, onderling verbonden door galerijen. Het ingenieuze gebruik van runderhuiden en het ingraven van leidingen om de druk van het waterpeil te compenseren zijn opvallende staaltjes van bouwtechniek.
Een andere bijzonderheid waren de meerpuntsbliksemafleiders bovenop de gebouwen, een uitvinding van professor Louis Melsens van de Veeartsenijschool. De techniek werd voor het eerst gebruikt voor het Stadhuis van Brussel.
De inplanting van de School wordt de echte drijvende kracht achter de uitbreiding van de wijk Kuregem. Het stadhuis gebouwd tussen 1877 en 1879, de lagere school 9/10 in de Eloystraat, de infrastructuur van de technische school in de Chomé Wynsstraat of de bouw van de Sint-Franciscuskerk zijn allemaal tekenen van de wens om de aanwezigheid van het proletariaat uit de Kuregemse fabrieken te temperen in een wijk die meer op de bourgeoisie is gericht.