Tot de jaren 80 bleef de industriële activiteit in samenhang met het kanaal intens. In het bekken van Biestebroeck, waar onze Wandeling halt houdt, kunnen binnenschepen aanmeren of manoeuvreren om terug naar Charleroi te varen. Het kanaal versnelt de industrialisering. De steenkool wordt geleverd aan de bewoners en de fabrieken tegen een voordelige prijs. Tegelijkertijd maakt de expansie van de stoommachine de fabrieken onafhankelijk van de energie van waterlopen zoals de Zenne.
Het kanaal Charleroi-Brussel is gebouwd tussen 1827 en 1832. Het start in Charleroi en gaat tot in Molenbeek, tot de zogenaamde ‘groene hond’. Daar sluit het aan op het zeekanaal, dat sinds 1561 het centrum van Brussel verbindt met de Ruppel en verder met Antwerpen en de zee.
Het kanaal werd vervolgens in twee fasen verbreed om de doorgang van grotere schepen mogelijk te maken. De schepen met een capaciteit van 70 ton van het eerste uur werden opgevolgd door schepen van 300 ton, waarna in 1947 een capaciteit van 1.350 ton werd bereikt. Met het hellend vlak van Ronquières, een spectaculair bouwwerk dat in 1968 in gebruik werd genomen, kan een hoogteverschil van 68 m worden overbrugd. In 1832 duurde het 3 dagen om van Charleroi naar Brussel te varen. Vandaag wordt ditzelfde traject in één dag afgelegd.Als u verder gaat richting Brussel, komt u bij de sluis van Molenbeek, de laatste van de 10 sluizen op het kanaal, komende van Charleroi. In de oudste versie telde het kanaal 38 sluizen